DOSSIER

Schildklier bloedwaarden

 

Alle belangrijkste informatie over schildklier bloedwaarden op 1 plek.

Inleiding

Een goed begrip van je schildklierwaarden is belangrijk voor het monitoren en optimaliseren van je gezondheid. Dit dossier biedt uitleg over de belangrijkste bloedwaarden, hoe deze geïnterpreteerd moeten worden en waarom optimale waarden soms verschillen van de standaard referentiewaarden. We bespreken daarnaast ook hoe je het beste bloedonderzoek kunt laten uitvoeren en wanneer extra bloedonderzoek verstandig is. Let’s go.

Inhoudsopgave

  1. Hoe worden bloedwaarden beoordeeld?
  2. Wat zijn de belangrijkste schildklierwaarden om te kennen?
  3. Bloedonderzoek uitvoeren: Waar moet je op letten
  4. Hoe vaak moet je je bloedwaarden laten controleren?

    1. Hoe worden bloedwaarden beoordeeld?

    Schildklierwaarden worden bepaald via bloedonderzoek en geven inzicht in de werking van je schildklier. De waarden die worden gemeten tijdens het bloedonderzoek worden vergeleken met de referentiewaarden, of normaalwaarden, die zijn vastgesteld door het laboratorium. Ieder lab stelt zijn eigen waarden vast op basis van eigen onderzoek binnen de gezonde doelgroep. Soms worden deze referentiewaarden vastgesteld per geslacht of per leeftijdsgroep, maar vaak zijn deze algemeen opgesteld.

    Referentiewaarden zijn dus de grenswaarden die horen bij een normale werking van de schildklier. De arts vergelijkt de gemeten waarde met deze normaalwaarden. Zo ziet hij of zij of deze waarde binnen de normale grenzen ligt of niet.

    Normaalwaarden gelden dus voor de gemiddelde gezonde mens. Voor mensen met een bepaalde aandoening zoals de ziekte van Hashimoto of een trage schildklier kan het zeker zo zijn dat zij zich beter voelen bij specifieke waarden binnen dit bredere spectrum van de gestelde normaalwaarden. Dit noemen wij optimale waarden.

    In dit dossier noem ik een aantal verschillende schildklier bloedonderzoeken met hun referentiewaarden en waar relevant ook de optimale waarden.

    2. Wat zijn de belangrijkste schildklierwaarden om te kennen?

    Nog even kort de uitleg over de aanmaak van schildklierhormoon: De schildklier maakt op aansturing van de hersenen schildklierhormoon aan. Met speciale signaalstofjes instrueren zij de schildklier wanneer er meer of minder schildklierhormoon geproduceerd moet worden.

    Het signaalstofje van de hypofyse heet TSH. Op aansturing van dit stofje TSH start de schildklier de productie van schildklierhormoon op. Zodra er weer voldoende schildklierhormoon in het bloed aanwezig is, schakelt de hypofyse de aanmaak van TSH af en daalt de hoeveelheid TSH in het bloed.

    De schildklier produceert twee hormonen, te weten T3 en T4 – T3 bevat 3 jodiumatomen en T4 bevat 4 jodiumatomen. De schildklier maakt vooral T4 (95%) en een heel klein beetje T3 (5%). En dat heeft een goede reden.

    T4 is zelf weinig actief en moet door het lichaam worden omgezet in de meest actieve vorm T3. Om van T4 naar T3 te komen, moet één jodiummolecuul van T4 worden afgeknipt. Dit proces gebeurt continue overal in het lichaam, maar vooral in de lever, nieren, spieren en hersenen. Door on demand T3 te bij te maken, kan het lichaam het gaspedaal beter controleren. Zou er continue veel T3 door het lichaam circuleren dan rij je als het ware plankgas door een stratencircuit. (Sorry – ben een F1 fan)

    Met deze basiskennis weer vers in het geheugen duiken we in de bloedwaarden. De belangrijkste bloedwaarden om te (her)kennen zijn:

    • TSH
    • FT4 en FT3
    • Anti-TPO en anti-TG

    TSH

    TSH (of schildklierstimulerend hormoon) is het signaalstofje van de hypofyse dat de schildklier de opdracht geeft om schildklierhormoon te produceren. Met de bepaling van TSH wordt dus de werking van de schildklier bekeken. Als er te weinig schildklierhormoon in het bloed beschikbaar is, maakt de hypofyse veel TSH aan en is de TSH-waarde dus (veel) hoger dan normaal. Een te lage TSH-waarde wijst in de richting van een snelwerkende schildklier of in ons geval een teveel aan T4 medicatie.

    Referentiewaarde 0,4 – 4,0 mU/l
    Optimale waarde  0,4 – 2,0 mU/l  

    FT4 en FT3

    Schildklierhormonen T4 en T3 verplaatsen zich door het bloed met transporteiwitten genaamd Thyroxine Bindend Globuline (TBG). Je kunt deze transporteiwitten vergelijken met taxi’s die de hormonen naar de plek van bestemming brengen. Een hormoon aan boord van een taxi noemen we ‘gebonden’ en een hormoon losgekoppeld van zijn transporteiwit noemen we ‘vrije hormonen’.. Alleen vrije hormonen zijn beschikbaar om aan het werk te gaan. Vrije T3 wordt ook wel FT3 genoemd (Free T3) en vrije T4 FT4.

    Normwaarde FT4               9 – 24 pmol/l
    Optimale waarden FT4     15 – 24 pmol/l

    Let op: er zijn ook mensen die van nature een lage FT4 hebben en zich toch goed voelen.

    Normwaarde FT3               3 – 8 pmol/l

    Onder normale omstandigheden is de verhouding tussen FT4 en FT3 ongeveer 3:1 Met andere woorden je zou 1/3 van de hoeveelheid FT4 ook in FT3 beschikbaar moeten hebben.

    Rekenvoorbeeld: FT4 = 21, dan FT3 = 7 of FT4 = 13, dan FT3 4,3. De arts zal zich echter focussen op TSH en FT4.

    Anti-TPO en anti-TG

    Antistoffen zijn immuun cellen die het afweersysteem laat weten wat er moet worden opgeruimd. Bij de ziekte van Hashimoto zijn er autoantistoffen aangemaakt tegen TPO en/of tegen TG – onderdelen van de schildklier. Deze autoantistoffen heten anti-TPO en anti-TG.

    Bij mensen met de ziekte van Hashimoto heeft:

    • 95% anti-TPO in het bloed.
    • 50-60% anti-TPO èn anti-TG in het bloed.
    • 10% alleen anti-TG in het bloed

    Een verhoogde waarde voor een of beide antistoffen, PLUS afwijkende schildklierwaarden PLUS schildklierklachten geeft aanleiding voor de diagnose ziekte van Hashimoto. Alleen de aanwezigheid van deze antistoffen, zonder klachten of afwijkende schildklierwaarden is dat niet.

    Verhoogde waarden kunnen bij mensen met Hashimoto een aanwijzing zijn dat de schildklier wordt aangevallen. Bloedonderzoek naar anti-TPO en anti-TG wordt daarom zowel ingezet voor het stellen van de diagnose Hashimoto als ook als graadmeter voor de mate van mogelijke ontstekingen in de schildklier.

    Meestal hangt een hogere anti-TPO samen met de mate waarin je klachten ervaart, maar niet altijd. Onderzoek toont aan dat anti-TPO < 500 het risico op ontstekingen en schade al iets vermindert en dat anti-TPO <100 de hoeveelheid klachten kan doen afnemen. Maar dit zijn indicaties en geldt zeker niet voor iedereen.

    Normaalwaarden anti-TPO voor het stellen van diagnose:
    < 25 IE/ml negatief, er is geen sprake van auto-immuniteit
    25-35 IE/ml dubieus, er is waarschijnlijk sprake van auto-immuniteit
    > 35 IE/ml positief, er is sprake van auto-immuniteit

    Optimale waarden na diagnose Hashimoto – let op dit zijn indicaties en geen norm!

    < 35 IE/ml                              ziekte van Hashimoto in remissie
    < 100 IE/ml                           vermindering van klachten
    < 500 IE/ml                           vermindering risico op schade aan weefsel

    Normwaarden anti-TG voor het stellen van diagnose
    <40 IE/ml                               negatief, er is geen sprake van auto-immuniteit
    40-60 IE/ml                          dubieus, er is waarschijnlijk sprake van auto-immuniteit
    >60 IE/ml                               positief, er is sprake van auto-immuniteit

    3. Bloedonderzoek uitvoeren. Waar moet je op letten?

    Laboratoria gebruiken vaak verschillende testen en/of apparatuur, waardoor testuitslagen per lab kunnen verschillen. Voor de juiste interpretatie van je bloedonderzoek raad ik daarom aan om altijd bij hetzelfde lab te laten testen. Ook is het verstandig om de omstandigheden en het tijdstip van bloed prikken constant te houden. Maar er is nog iets waar je rekening mee moet houden.

    Eerst prikken dan slikken

    Bij nuchter bloedprikken denken we vaak aan de vraag of je wel of niet al iets gegeten hebt. Voor sommige testen is dit heel belangrijk, zoals bij meten van glucose en insulineresistentie. Bij nuchter kun je echter ook denken aan de vraag of je wel of niet al je medicatie hebt ingenomen. Voor schildklier bloedonderzoek adviseer ik om altijd nuchter te laten prikken; dus eerst prikken dan slikken.

    De reden hierachter is dat in de twee uur nadat je je T4 medicatie hebt ingenomen, de waarde van FT4 even piekt. Voor een accurate FT4-meting is het daarom verstandig om je medicatie direct ná het bloedprikken in te nemen of ruim drie uur vóór het bloedprikken. Hiermee voorkom je een vals hoge waarde van je FT4. Op basis van die hogere FT4 waarde zou je huisarts immers kunnen besluiten je medicatie te verlagen met als gevolg dat je eigenlijk altijd te weinig medicatie slikt.

    Ook bij T3 medicatie is nuchter bloedprikken relevant. Direct na het slikken van je T3 medicatie daalt je TSH-waarde tijdelijk. Dit houdt 5 uur aan. Zou je dus eerst je medicatie innemen en dan prikken, dan zou de uitslag van TSH lager uitvallen dan dat daadwerkelijk het geval is. Wellicht dat je arts daarop adviseert om te minderen in medicatie, terwijl je het eigenlijk juist heel hard nodig hebt. 

    Belangrijkste boodschap in dit verhaal is dat je het altijd op dezelfde manier doet en bij voorkeur: eerst prikken, dan slikken.

    Ook is het opletten geblazen met biotine (B8) wat vaak aan Multi-vitamines is toegevoegd en ook veel wordt ingezet bij haaruitval. Biotine beïnvloedt soms de meting van TSH waardoor deze afwijkende resultaten laat zien. Stop dus zeker tijdelijk met alle supplementen waar biotine (B8) in zit.

    4. Hoe vaak moet je je bloedwaarden laten controleren?

    Bij het instellen van schildkliermedicatie wordt aanbevolen om elke 6 weken je bloedwaarden te laten controleren totdat de juiste dosering is gevonden. Daarna wordt doorgaans aangeraden om eens per 6 tot 12 maanden controle te doen. Toch is het soms verstandig om tussendoor je bloedwaarden te laten controleren, zoals: 

     

    • Bij starten of stoppen met andere medicatie die mogelijk een interactie hebben met levothyroxine.
    • Indien je meer dan 7 kilo bent afgevallen of aangekomen. Het kan zijn dat je medicatie moet worden aangepast.
    • Indien je een kinderwens hebt is het verstandig om TSH rond de 1 te brengen en je antistoffen zo laag mogelijk. Dit is tevens het moment waarop je met je huisarts afspreekt welke verhoging je doorvoert op het moment dat je zwanger bent. Laat dit ook vastleggen in je dossier.
    • Indien klachten ineens terugkomen of verergeren, of wanneer je een gejaagd gevoel hebt is het ook verstandig om je bloedwaarden te laten controleren. Sommige mensen hebben in de winter iets meer medicatie nodig als in de zomer.
    • Anti-TPO (en anti-TG) kun je bij aangetoonde aanwezigheid na een jaar herhalen om te zien of jouw inspanningen op gebed van voeding, supplementen en leefstijl zijn vruchten afwerpen in het verlagen van je antistoffen. Let op; dit geeft alleen een indicatie.

    Heb jij nog vragen over bloedwaarden, die ik zeker moet bentwoorden in dit dossier? Stuur me een mailtje met je verzoek en wellicht voeg ik het antwoord toe! 

    Omdat Happy & Healthy start met Haalbaar